Hij tilde zijn glas op en hief het in de lucht. ‘Morgen’, zei hij en keek haar aan vanaf de overkant van de tafel. Zij deed hetzelfde en tegelijk namen ze een slok.
Morgen.
Vierentwintig uur vol nieuwe mogelijkheden, waarvan het grootste deel opgeslokt zou worden door de al te menselijke behoefte aan rust.
Morgen.
Dan zou de wereld nog steeds hetzelfde zijn, maar toch een beetje anders.
Morgen.
Misschien zou het dan goed komen, wellicht was er dan meer tijd voor gevoel. Vandaag moest het gebrek aan gevoel worden opgevuld met vloeibare substanties. Met elke slok werd alles beter te dragen, leek de last lichter geworden.
Hij wist niet meer wanneer nuchterheid en geluk voor het laatst samen waren gegaan. In haar ogen zag hij dat zij het ook was vergeten. Misschien kon dat wel alleen als je een kind was, zonder kennis van de boze buitenwereld. Zonder de teleurstelling die je keer op keer overkomt als je deze wereld vol goede moed betreedt. Wanneer je keer op keer probeert en je best doet, maar steeds onderuit gehaald wordt door een slecht getimede sliding van de realiteit. Uitgegleden over de restanten achtergelaten door harten die vol zaten en monden deden overstromen.
Mijmerend zaten ze samen in de bar, wachtend totdat de bodem weer in zicht kwam en het tijd was voor de volgende ronde. Diep in zijn hart wist hij wel dat dit niet was wat hij wilde. Hij wilde hard werken, knokken voor een succesvolle toekomst. Wie er aan zijn zijde verkeerde boeide hem niet zoveel. Uiteindelijk had hij alles altijd zelf moeten oplossen, dus waarom zou het deze keer anders zijn? Hij had geen zin om morgen weer met een zwaar hoofd wakker te worden, met oogleden die opgezwollen waren en hij nauwelijks open kon houden. Maar hij wist precies dat dit zou zijn wat hem morgen te wachten stond.
Morgen.
Morgen werd er helemaal niks beter, alles zou precies zijn zoals het al deze tijd geweest was. Vermoeiend, stressvol, niet om door te komen en toch zo voorbij. Het liefst zou hij vluchten, zonder het iemand te laten weten. Zijn telefoon in een gracht flikkeren, de boel de boel laten en daarna in de fik steken. Maar het lef ontbrak hem, zoals altijd. Zo vaak had hij op het punt gestaan om alles achter te laten, overal mee te stoppen en nooit meer achterom te kijken. Het probleem was dat hij zich maar al te goed realiseerde dat hij er zelf altijd bij zou zijn. En hij was nou juist zijn probleem. Hij stond op en trok zijn jas aan. De behoefte aan nicotine dreef hem naar buiten, weg van het meisje in de bar. Ze zei dat ze binnen zou blijven en zou wachten.
Vanuit zijn sjaal keek hij hoe de rook de regendruppels probeerde te trotseren en vervolgens oploste in het niets. Hij had altijd al een hekel gehad aan dates, en deze avond vormde hierop geen uitzondering. De meisjes met wie hij afsprak bleken uiteindelijk meestal stukken minder interessant dan hij aanvankelijk had gedacht. Misschien was dat andersom ook wel zo, maar hierover had hij nooit met iemand gesproken. Ze gingen altijd wel met hem mee naar huis, om redenen die hij niet volledig begreep. Hij deed ook nooit echt zijn best, maar stelde het richting het einde van de avond vaak wat terloops voor als zij dat zelf nog niet hadden gedaan. Ze vonden hem mysterieus en ondoorgrondelijk, had hij wel eens gehoord. Hij had zich dikwijls afgevraagd of dit niet gewoon vriendelijke manieren waren om te zeggen dat hij een vreemde jongen was, maar als het hem een nacht betekenisloze seks op kon leveren, liet het hem koud wat ze van hem dachten. Niemand had hem ooit echt leren kennen, of het gevoel gegeven dat ze hem ook maar het kleinste beetje begrepen. ‘s Ochtends hoopte hij dan dat ze er stiekem tussenuit geknepen zou zijn, maar meestal was dit niet het geval. Blijkbaar is dat iets dat alleen in films gebeurt. Vaak deed hij dan alsof hij iets belangrijks te doen had en ze daarom snel moest vertrekken, soms zette hij koffie terwijl hij zich afvroeg hoe ze ook alweer heette.
Toen hij terugkwam was ze weg. Waarschijnlijk naar het toilet. Het kon hem eigenlijk niet zoveel schelen waar ze was en of ze nog terug zou komen. Morgen werd het toch wel.
—
Ze bekeek de jongen die tegenover haar zat. Zijn ogen keken afwezig, maar wel in haar richting. Ze waren groen en een beetje grijs, een kleur die je niet zo vaak tegenkwam en die niet goed te plaatsen was. De hele avond had ze al het gevoel dat hij een soort toneelstukje aan het spelen was. De rol van sociale en welbespraakte jongeman, die zichzelf had voorgenomen dit afspraakje tot een goed einde te volbrengen. Maar wat er nou echt achter die ondoorgrondelijke act zat, kon ze niet zo makkelijk achterhalen. Daar waren waarschijnlijk nog wel een paar biertjes voor nodig. Of misschien zou ze er helemaal nooit achter komen. Hij zei dat hij even een sigaret wilde roken en leek tegelijkertijd de vraag of ze mee naar buiten zou gaan te impliceren. Ze zei dat ze binnen op hem zou wachten, omdat ze niet zoveel zin had om in de regen te staan. Zelf voelde ze ook een sterke behoefte om te roken, maar dat hoefde hij niet te weten. Ongemakkelijk naast elkaar onder een afdakje gaan staan verkleumen en tegelijkertijd het risico op allerhande aandoeningen drastisch te verhogen leek haar niet het element dat deze avond naar een hoger niveau zou tillen.
Zodra hij weg was, ging ze naar het toilet. Ze keek in de spiegel en staarde naar haar vermoeide gezicht. Haar hoofd voelde licht en ze proefde de alcohol op haar tong. Haar ogen gleden langs de donkere kringen die eronder te zien waren en bleven vervolgens steken bij haar ketting. De sluiting was achter haar nek vandaan gekomen en hing nu triomfantelijk naast het hangertje dat daar wel hoorde te zijn. Ze draaide de sluiting weer op zijn plaats en hield de vergulde krullerige letters die haar naam spelden kort tussen duim en wijsvinger. Eigenlijk had ze dit kettinkje nooit mooi gevonden, maar het was een van de laatste tastbare herinneringen die ze had aan haar ouders. In het begin had ze het vervelend gevonden dat mensen uit het niets leken te weten hoe ze heette, maar uiteindelijk was ze hieraan gewend geraakt. De mystiek van het leven was er voor haar toch al aardig afgesleten, dus die illusie kon ze net zo goed volledig laten varen.
Ze haalde diep adem, herschikte een paar weerbarstige haren en liep terug naar de plek waar Zijne Ondoorgrondelijkheid haar had achtergelaten. Hij was alweer terug en keek op van zijn telefoon toen ze ging zitten. Ze realiseerde zich dat ze was vergeten om daadwerkelijk te doen waarvoor ze naar het toilet was gegaan en nam zich voor om na het volgende drankje een nieuwe poging te ondernemen. De telefoon ging weer terug in de broekzak en zijn handen bewogen zich naar het bierviltje waar zijn glas op had gestaan. Het hare stond er nog. Hij dronk een stuk sneller dan zij. Terwijl hij met zijn vingers de lijnen van het logo op het viltje volgde, vroeg hij waar ze eigenlijk woonde. De laatste fase van de date was ingegaan: wie wordt er morgen wakker in welk bed? Ze praatten nog een tijdje door over niets, en toen zij haar biertje ook had opgedronken, kwam hij met het voorstel om de avond bij hem thuis voort te zetten. Hij had nog dure whiskey staan die hij in zijn eentje nooit op zou drinken. Zij had gezegd dat ze whiskey wel kon waarderen om te voorkomen dat het gesprek meteen plaats zou maken voor een net iets te lange stilte. Waarschijnlijk lustte hij het zelf ook niet.
Hij betaalde de rekening nadat zij had aangeboden om dit te doen en gaf haar haar jas aan. Ze was er nog niet helemaal over uit of ze hem galant of ongeëmancipeerd vond. Samen liepen ze de regen in en keken elkaar aan.
Morgen zou alles anders zijn.